Toespraak
Tentoonstelling Periferie van kunstschilder Nico Bakker, 1 oktober t/m 2 november 2014 Oosterkerk Amsterdam
Door Joke Padmos, t.g.v. de opening, 5 oktober 2014
Beste mensen,
Geweldig dat jullie hier gekomen zijn. ‘Met Nico hadden wij deze tentoonstelling niet kunnen maken’, zie Marcel van Nieuwenhuijsen, één van Nico Bakkers nabije vrienden.
Nico was te perfectionistisch om een tentoonstelling te maken. Toch zou hij hier heel content mee zijn. Want ik weet niet hoe het jullie verging, maar toen ik hier binnenkwam dacht ik ‘wow’. We zien wel vaker moderne kunst in een kerk als hier in de Oosterkerk en meestal wordt die nietig tussen orgel, spreekstoel, galerijen en hemelhoog gewelf. Nico Bakker’s werken komen hier juist tot hun recht. Inderdaad museaal werk. Geen wonder dat het Dordts Museum zijn oog heeft laten vallen op twee werken die hier hangen.
Ik ben gevraagd als goede bekende van Nico Bakker. Toen hij nog bij mijn schoonzus Gitte Schaefer hoorde, waren wij een tijdje familie van elkaar. Bovendien gingen Nico en ik járenlang dagelijks zwemmen. Zwémmen, waarheen dan? Nou, heen weer in het zwembad. De eeuwigheid ervaren. Daar kom ik straks nog op terug.
Eerst wil ik met jullie delen wat ik gezien en gehoord heb uit de kring van familie en vrienden. Ik geef een korte herhalingscursus Nico, ga in op de Periferie als titel, leg de vinger op de lijn vanuit T.S. Eliot en betoog dat Nico’s werk eerder autonoom en universeel is dan eenzaam en geïsoleerd.
We beginnen met de korte herhalingscursus.
Beste mensen, hier hangt een schildersleven. Als je de chronologie kent van de werken die hier hangen, zie je Nico Bakker uitgroeien naar een klassieke schilder – van conceptueel naar zintuiglijk.
Nico begon tijdens zijn opleiding met het series grijze schoolborden. Die zijn allemaal verloren gegaan. Dus we zullen zijn zus Hetty Bakker moeten geloven als zij zegt dat Nico toen ook al in olieverf schilderde. Ook toen hij nog aan het experimenteren was met vormen, formaten en technieken. Altijd de kostbare, klassieke olieverf, in een tijd waarin serieus geëxperimenteerd werd met plastik, acrylverf of bakeliet; de restaurateurs zaten met hun handen in hun haar: laten vergaan of herstellen? Ook de strenge squares die daarna kwamen schilderde Nico met olieverf. Net als Mondriaan met zijn vierkanten, al mixte Mondriaan er nogal eens petroleum doorheen om de verf sneller te laten drogen, daardoor zien wij in de musea nu zoveel craquelé in Mondriaan’s werk. Nico gebruikte de verf juist dun, zodat je er vroegere lagen doorheen ziet. Dus als je goed kijkt, zijn de squares niet zo hermetisch als je eerst zou denken. De squares van Nico waren geliefd, in de jaren tachtig heeft de Kunstuitleen ze vrij vaak uitgeleend. Nico’s volgende stap was poëtisch. Eerst kwamen er enkele portretten waarvan jullie hier ondermeer een zelfportret zien hangen. Het was voor het eerst en het zou ook voor het laatst zijn dat wij gezichten in zijn werk zien. Zijn kleurgebruik wordt rijker, met warmere kleuren en die bleven ook daarna op zijn palet terugkomen. Blijvend werden ook de grotere formaten. En hij ging de olieverf vetter gebruiken, in elk geval zien we in de bovenste laag verf nu zwierige penseelstreken en zelfs streken met het mes. De volgende stap in de vroege jaren negentig was figuratiever. Jullie hebben vast al de schoen en de Dinky Toy ontdekt, beide meer dan levensgroot aanwezig in deze ruimte. Daarna volgen de geïsoleerde landschappen met eenzame figuren voor introverte huizen, geschilderd in expressieve penseelstreken, zowel dun als vet, zowel in warme kleuren als in donkere vlakken en zware lijnen. Aan het einde van de jaren negentig begon Nico Bakker met de grote wachtende landschappen waarvan wij er vorig jaar veel hebben zien hangen in de Amstelkerk. Daar hing ook het laatste werk dat wij kennen: het lege zwembad waarin de schoonmakers van doen krijgen met kleurige bladeren aan grillige takken die gretig het bad inslingeren, op weg naar de strakke zwarte zwemlijn op de bodem. Gebleven is steeds de olieverf op doek.
Genoeg over de panoramische werken van ruim drie meter lang die jullie hier niet kunnen zien. Wel kunnen jullie die alsnog bekijken in een documentaire van Nol Smeets, via nicobakker.org. En vandaag zijn ook prints te koop, gemaakt door fotograaf Marcel van Nieuwenhuijsen,die ook de foto’s maakte voor de catalogus.
Er is nog een serie die ontbreekt. Dat zijn de aquarellen van de zwemmer in het zwembad. Die heeft de maker jaren geleden al verkocht voor een mooie prijs. Waar ze nu zijn, is onbekend. Wie kan ons leiden naar de huidige verblijfplaats? Help ons, ga via twitter op zoek naar de onbekende koper, roep op tot tips via je Facebook. Wie weet hebben wij dan vóór de expositie is afgelopen het verdwenen werk opgespoord.
De tentoonstelling kreeg als naam: Periferie. Geniaal. Het moment is catcy, juist nu galeriehouder Willem Baars onlangs bij de opening van het galerieseizoen de alarmbel luidde: Amsterdam is aan de periferie van de periferie van de kunstwereld beland, zei hij doodleuk in de lijdende vorm. Alsof hij zelf geen deel uitmaakt van die wereld. Geen geld, geen glamour en geen record verkoopprijzen, zo lichtte hij toe. En op openingen schenkt men bier en slechte wijn, met karige hapjes als kaas en worst. Nou Willem Baars, ik zou zeggen: doe je werk. Stop met het gejammer over glitter en de glamour, pantoffels uit, stappers aan en ga ijverig op zoek naar de kunstenaars waar noodzaak, gedrevenheid en eigenheid in zit. Doe je werk en geef ze een podium.
Periferie, de titel van deze tentoonstelling. Anet Schraag kwam er als eerste mee, heb ik begrepen. Ik vind het helemaal raak. Veel schilderijen die wij hier zien hangen, wachten. De geschilderde locatie of situatie draagt een verleden en verwacht een toekomst. Net als transitieruimten op vlieghavens, waar je wacht op je overstap, na je aankomst en voor je vertrek. Daar is het drama uiteraard juist geweerd. Met geruststellende beelden en geluidsdempende materialen, waardoor alle transitieruimten over de hele wereld er hetzelfde uitzien. Zo zie je hoe universaliteit geestdodend kan worden. Wat dat betreft is deze kerk met zijn galm het tegenovergestelde. Maar zonder gekheid, Nico was gelukkig een schilder en geen architect van transitieruimtes. Dus hij was bezig met de spanning tussen persoonlijk en universeel.
Voor Nico is de periferie een ruimte voor verbeelding. Juist doordat een periferie een niemandsland is. Zoals de kades in Noord, of het gebied van de autoslopers in Osdorp, waar Nico dertig jaar schilderde in zijn atelier. Daar heerst eenzaamheid en ook autonomie. Verlatenheid en ook fantasie.
De ruimte zit tussen de zinnen, zegt de dichter. Als ik mijn Marokkaanse en Turkse vmbo-leerlingen in de les Nederlands het antwoord ‘witregels’ wil horen, omschrijven zij die als: ‘de grote lege ruimtes tussen te teksten.’ Het onderwerp zit tussen de objecten, zegt de fotograaf. De dans zit tussen twee dansers, zegt de choreograaf. En Nico zegt met zijn schilderijen: in niemandsland zit het heden tussen vroeger en later. Logisch, zeggen wij prozaïsch, wij noemen dit ‘nu’. En zo is het. En daar komt het wonder van de schilder. Het nu in het schilderwerk is beladen. Het nu in de schilderijen bewaart het verleden én draagt de toekomst ook al in zich, maar wij kunnen die nog niet zien. Dat noemen wij suspense. En dat ‘nu’ zit ergens tussen in Nico’s schilderijen, tussen de gebouwen, de viaducten, de lucht en het zand – tussen de verflagen zelfs. Het ‘nu’ bewaart vroeger en draagt wat nog gaat komen. En daar floreert de fantasie, de suspense, daar in het tussenland. In de periferie.
Niet voor niets heeft Marja Bouman op de website nicobakker.org bij het laatste afgeronde werk Drained Pool enkele poëzieregels van T.S. Eliot geplaatst over het verbrande landgoed Norton, waar de dichter zich door een vogel laat leiden door de rozentuin en het lege zwembad:
‘Go, go, go, said the bird: human kind
Cannot bear very much reality.’
Want de realiteit was inderdaad hard en kaal voor Nico. Vader weg en geen erkenning voor zijn werk, in een tijd dat kunst juist niet mooi mocht zijn, maar ontregelen moest. Typerend voor een klassieke kunstenaar als Nico is, dat hij zulk persoonlijk verdriet veralgemeniseert tot iets wat alle mensen in alle generaties kunnen navoelen. Net als T.S. Eliot, wanneer die spreekt over de gehele human kind: human kind cannot bear very much reality’.
Ik zie Nico Bakker in de traditie staan van T.S. Eliot. Eliot wilde het particuliere universeel maken, persoonlijke emoties verbeelden tot algemeen herkende emoties. Dat is ook wat Nico doet. Dat heeft hij misschien niet zo gezegd, dat zie je aan hoe hij zijn werk gemaakt heeft. Onder de schilderijen zitten de voorstadia. Die heeft hij niet apart bewaard, die zijn overgeschilderd. Maar er zijn wél dia’s en foto’s van. En dan zie je dat de voorstadia, de film stills of de foto’s altijd persoonlijker waren dan het schilderij. Hij haalde sowieso personen en de zogenoemde anekdotische elementen weg. Nico Bakker ging daarin zo ver, dat hij zijn werk niet signeerde. Eerst dacht ik dat esthetiek de reden was. Maar sinds ik Eliot heb gelezen, denk ik: Nico wilde ons als kijkers niet van het schilderij afleiden met zijn signatuur.
Nico streefde universaliteit na. Zijn werk heeft niet de individuele eenzaamheid van Edward Hopper die voortdurend zijn eigen vrouw schilderde met wie hij altijd ruzie had. Nico’s werk toont niet de expressieve gestoorde eenzaamheid als De Schreeuw van Edvard Munch. Wij zien geen tot op de persoon herleidbare figuren in zijn werk, wij zien universele autonome gestalten. Nico schildert behalve figuratief wel degelijk deels ook abstract.
Door Eliot bedacht ik: Nico’s werk gaat niet over de eenzaamheid, maar over de eeuwigheid. En dan is het grappig om uitgerekend nu op deze zondag hier in deze kerk te staan. T.S. Eliot had zich namelijk bekeerd tot de Kerk van Engeland. Omdat hij de eeuwigheid zag in God, als de JWH die was, is en komen gaat. Omdat hij de continuïteit beleefde in de sacramenten. Omdat hij de discipline ondervond in de dogmatiek. Omdat hij de toewijding vond in het gebed. Precies al die dingen die Nico typeerden: klassiek, consequent, streng en toegewijd. Van het Christelijk geloof moest Nico weinig meer hebben, maar de geest zat in zijn bloed, in zijn vingers en in zijn kwasten – als geboren Dordtenaar die is opgegroeid in de Biblebelt.
Naar de eeuwigheid. Dat is het antwoord op de vraag: Zwemmen, waarheen dan? Het antwoord is: nergens heen. Heen en weer, eindeloos baantjes herhalen, in de cadans komen, opgenomen zijn door het water. Ervaren dat je deelneemt aan iets dat groter is dan jij. Je eigen persoonlijke hang ups veralgemeniseren tot klassieke schoonheid.
We moeten ze echt op gaan zoeken, die wateraquarellen van Nico Bakker!
Maar laten wij nu eerst de tentoonstelling gaan bekijken. Als je een mobiel bij je hebt, zoek dan op You Tube Burnt Norton, luister naar de monotone repetitieve stem van T.S. Eliot en kijk naar de werken van Nico Bakker. Ontdek het geheim van de eeuwigheid.